25 juli 2007 - Flaneren met de leasehond

Honden zijn zo geliefd in Japan dat je ze zelfs kan huren, bijvoorbeeld bij Puppy the World (PTW) dat op het pleziereiland Daiba ligt in de baai van Tokio. Om aan te geven hoe populair deze wonderlijke tak van dienstverlening is: de eerste keer dat ik me meldde bij PTW, om een uur ’s middags, waren alle dertig honden al besproken. ‘Ga ‘s ochtends in de rij staan, dan lukt het wél,’ verzekerde de eigenaresse me.
En jawel bij terugkeer een paar weken later, staan er om tien uur al zeker vijftien mensen te wachten bij de winkel die pas om twaalf uur opent. De rij zwelt aan tot zeker honderd personen, waaronder opvallend veel jonge stellen. De Japanse overheid ziet ze liever achter de kinderwagen lopen, gezien de snelle vergrijzing en de behoefte aan jonge aanwas.
Maar helaas. Uit recent onderzoek blijkt dat Japan inmiddels meer honden (13 miljoen) telt dan kinderen onder de twaalf. Het toppunt van romantiek is niet een blèrende baby maar een schoothondje dat je gezellig samen overal mee naar toe neemt in een tas.
Een hondje huren blijkt geen sinecure. Eerst demonstreert een medewerker hoe je het beestje aan de lijn houdt, een plas besprenkelt met water en de drollen opraapt met een plastic zak. Niets wordt aan de verbeelding van de klant overgelaten. Voorts wordt mijn doopceel gelicht, moet ik dertig euro betalen én op de foto. Een miniatuurhond is een kostbaar bezit en de prijzen lopen op tot ongeveer 6000 euro, je krijgt ze dan ook niet zomaar mee.
Daarna mag ik eindelijk op een bord met foto’s aanwijzen welke dwergpoedel, chihuahua of teckel ik tot de mijne wil maken, voor een uur. Ik val op Nobunaga, een grijze dwergpoedel met zwarte kraaloogjes.
Aanvankelijk leken de vier plastic zakjes in de hondentas me wat veel. Maar Nobunaga wil maar drie dingen: rondsnuffelen in bosjes, plassen en poepen. Leuk flaneren langs de boulevard met mijn dwergpoedel aan de hand en grote zonnebril op, is er echt niet bij.
Met de kracht van een paard sleurt Nobunaga me van struik naar struik. Zo nu en dan rust hij even uit in de schaduw en mag ik hem voorzichtig aaien, maar bij een onverwachte beweging springt hij weer op om de uitputtingstocht voort te zetten
Na een uur lever ik Nobunaga opgelucht in en plof ik neer op het terras van Puppy’s Dining, hét restaurant voor mens en dier met een apart menu voor de trouwe viervoeter. Het is geen geld, vijf euro voor een smaakvol opgemaakt bordje pens, een schotel hondenbrokken, een ondefinieerbaar toetje en een bak met water.
Op het gebied van hondenkleding en -gadgets zijn er geen taboes in Tokio, blijkt maar weer in Puppy‘s Dining. De Louis Vuitton hondenbuggy, een spijkerpak, een leren broek met kontzakken, een petticoat of kimono, het bestaat allemaal. En het is leverbaar met bijpassend halsbandje. Je kan de hond trouwens ook een zonnebril opzetten, zo demonstreert mijn enthousiaste buurman. ‘Je hebt in Daiba alles voor honden! Ook een aparte Spa waar ze in bad mogen en worden gemasseerd.’
Inmiddels bedraagt de jaarlijkse omzet in de hondenbusiness zes tot acht miljard euro. Er is ook een schaduwzijde. Het Grote Geld en de overstelpende vraag naar steeds kleinere soorten zorgen ervoor dat een aantal fokkers al roekelozer te werk gaat. Nergens ter wereld zijn er zoveel genetische afwijkingen geconstateerd onder honden dan in Japan. Het Ministerie van Milieu, dat nu vier mensen in dienst heeft om 25000 dierenwinkels, kennels en fokkers in de gaten te houden, belooft maatregelen.
Ik zie Nobunaga of zijn soortgenoot alweer vrolijk ronddartelen met een nieuw slachtoffer. Niets voor mij een hond. Nu maar wachten op de leasebaby.