25 november 2007 - Maikomania in Kyoto

Bij het vallen van de avond brengen geisha’s en hun leerlingen, de maiko’s, de wijk Gion in de Japanse stad Kyoto tot leven. Als nachtvlinders spoeden ze zich van hun kamers naar de theehuizen, de instrumenten onder de arm.
Taxi’s rijden af en aan en groepen toeristen drommen door de smalle straten om een glimp van deze betoverende vrouwen op te vangen. Vaak komen ze zó plotseling en snel voorbij dat opgewonde toeschouwers niet eens de tijd hebben om hun camera’s tevoorschijn te halen.
Maar overdag ligt diezelfde wijk er akelig stil en verlaten bij. De luiken van de theehuizen zijn naar beneden, de rode lampionnen gedoofd en op een paar spelende kinderen na is er helemaal niets te beleven.
Behalve op die ene dag in november dat maiko’s bloemen plaatsen bij het monument ter nagedachtenis aan de troubadour en dichter Isamu Yoshii. In de vorige eeuw was hij een van de trouwste bezoekers van de theehuizen en betekende hij veel voor het culturele klimaat in de wijk.
Er breekt dan een ware maikomania uit en honderden mensen vechten om een goede plaats naast de gedenksteen, die tussen de kersenbomen ligt op de oever van de Shirakawa rivier.
Ook dit jaar was het weer raak. Alsof het de komst van wereldberoemde filmsterren betrof, positioneerden tientallen Japanse fotografen zich al voor dag en dauw aan weerszijde van de steen. Op een kluitje stonden ze daar uren te wachten, de gigantische telelenzen in de aanslag en keukentrapjes onder handbereik.
De menigte zwol aan tot een paar honderd toeschouwers en de stemming werd al grimmiger, want de ruimte was beperkt. Twee mannen in pak waren ingehuurd om het publiek opzij te drukken als het laad- en losverkeer zich ook nog door de Shirakawa South Street probeerde te persen.
Dat leidde tot regelrechte bedreigingen: ‘waag het niet mijn plek in te pikken want ik sta niet voor mezelf in!’ En intieme, zeer on-Japans taferelen: totale onbekenden moesten elkaar opeens stevig vastgrijpen om niet om te vallen.
Om stipt elf uur kwamen de maiko’s over de brug aangewandeld en brak de totale gekte uit. Binnen de kortste keren werden deze idolen verblind door honderden flitslichten en een begeleider moest het opdringerige volk op afstand houden. Geduldig lieten de dames de storm over zich heen komen. Ze lachten beminnelijk, wuifden elegant en liepen op majestueuze wijze naar de steen.
De bloemlegging was een futiliteit, het ging om de vrouwen. De zon scheen uitbundig en hun witte gezichten, zwarte opgestoken haar en kleurrijke kimono’s, staken fel af tegen de blauwe lucht. Als geroutineerde mannequins poseerden ze eindeloos voor een gretig en onverzadigbaar publiek, dat in een dikke haag om hen heen stond.
‘De maikomania toont maar weer hoe gek Japanners nog steeds zijn op hun culturele erfgoed,’ legde een Japan-kenner uit die het tafereel van een afstand bekeek. ‘Geisha’s en maiko’s staan voor veel meer dan gezelschapsdames die je inhuurt voor een paar uur. In een maatschappij die steeds meer veramerikaniseerd en harder wordt, vervult de pure schoonheid en het hoge niveau van beschaving van deze vrouwen, de Japanners met een diep gevoel van trots. Ze bieden troost en zijn het bewijs dat niet alles in deze onzekere wereld verandert.’