juni 2009 - Luchtblazen

Zelfs een gewone dag in Tokio is nog steeds vol ‘verrassingen’. Het begint met een bezoek aan het postkantoor. Ik moet iets opsturen naar een vriendin die ook in Tokio woont. De employee neemt de envelop in ontvangst alsof het een kostbaar cadeau is. Maar geeft hem snel terug en gebaart vriendelijk dat ik mijn adres op de achterkant moet schrijven. ‘Is niet nodig,’ zeg ik. Maar ze blijft aanhouden en kijkt zelfs licht wanhopig als ik uit luiheid alleen mijn naam noteer. Regels zijn regels en daar hoort men niet van af te wijken! Om haar te kalmeren ga ik overstag.
Even later wil ik in een lunchcafé een broodje gezond met kaas en tomaat bestellen zónder ei. Opnieuw paniek achter de toonbank. Want op het menu staat het betreffende broodje duidelijk omschreven mét ei en daar móet het personeel zich aan houden. Om het allemaal niet te ingewikkeld te maken besluit ik het ei er dan maar bij te nemen.
Eenmaal thuis vraag ik aan de conciërge van onze flat, of een vriend ’s middags even zijn auto kan parkeren op de extra parkeerplaats. De plek is bestemd voor onderhoudsdiensten maar die zijn er vandaag niet.
Het is een voltreffer. Handenwringend kijkt de conciërge me aan met moeilijk gezicht en zuigt ze lucht tussen haar tanden. Japanners kunnen geen ‘nee’ zeggen, maar als ze ‘luchtblazen’ weet je genoeg. Ik veins grote teleurstelling en dring nog wat aan. Maar het zweet parelt op haar voorhoofd en om de zaak niet op de spits te drijven, geef ik maar weer in.
Deze inflexibiliteit en het totale onvermogen te improviseren, drijft menig buitenlander in Japan tot woede. Na een verblijf van bijna vier jaar, weet ik echter dat het geen onwil is. De Japanners kúnnen het gewoon niet!
Maar er staat ook veel tegenover. Nog steeds word ik geraakt door de ongekende vriendelijkheid, bescheidenheid en hulpvaardigheid van de mensen. Als ik de weg weer eens kwijt ben, loopt er altijd iemand een stukje mee. Voordringen in een rij is taboe. Bedienend personeel is per definitie hoffelijk, ook al krijgt het geen fooi (want dat systeem bestaat niet). En wie bevriend raakt met een Japanner, is een vriend voor het leven.
Over een paar dagen rollen de verhuisdozen binnen en is het vertrek uit dit wonderlijke land, waar ik geen afscheid van wil nemen, onontkoombaar. Daarom zeg ik mata ne! Ofwel: tot ziens.