22 november 2010 - Een dag van rouw in Shanghai

‘Huil niet Sjanghai maar rouw om de doden.’ Briefjes met deze tekst werden zondagavond overal opgehangen, bij de resten van de torenflat die vorig week afbrandde in het centrum van Sjanghai. Een lugubere plek waar nog steeds een nare brandlucht hangt.
Inmiddels is het dodental gestegen tot 58. Zondag was de zevende dag na de ramp. En Chinezen geloven dat de doden op die dag hun families nog eenmaal bezoeken, voordat ze voorgoed verdwijnen.
Overdag legden huilende en rouwende familieleden van de slachtoffers bloemenkransen, foto’s en persoonlijke bezittingen aan de voet van de geblakerde kolos. Ook de burgemeester en andere hoogwaardigheidsbekleders waren ter plekke.
Maar gisteravond kwamen duizenden gewone Sjanghainezen massaal hun laatste eer betonen. Het voelde als een stil protest. Veel mensen oogden boos en verontwaardigd. Ze droegen witte bloemen, die bij de kransen werden gelegd. Iemand had een groot hart op straat gemaakt van brandende waxinelichtjes. En overal stonden groepjes mensen hevig te discussiëren, terwijl ze nauwlettend in de gaten werden gehouden. Langs het hek dat om de flat heen was gezet, stond om de tien meter een koppel agenten.
De buitenkant van de flat die 28 verdiepingen telde, zou worden bewerkt met een vuurwerende laag isolatiemateriaal. Maar toen de bouwvakkers vorige week maandag even niet opletten met een lasapparaat vatte de substantie vlam, evenals de bamboesteigers en de groene netten van nylon rondom de toren.
Onmiddellijk ontstond er een zee van vuur en de meeste bewoners - in de flat woonden veel gepensioneerde leraren - konden geen kant op. Naast 58 doden zijn er 71 gewonden waarvan het merendeel in kritieke toestand verkeert. En is een onbekend aantal vermisten.
Meteen na de brand werden zeker 4 bouwvakkers die niet over geldige papieren beschikten, door de autoriteiten aangewezen als zondebokken. Maar na een storm van protest, vooral op het internet, werd het afgelopen weekend ook het hogere echelon ingerekend, van de betrokken bouwonderneming en het bedrijf dat toezicht op het project moest houden.
Toch blijven de Sjanghainezen kwaad. Want niet de bouwvakkers - voornamelijk boerenzonen uit de provincie die voor een habbekrats twaalf uur per dag worden ingezet door de vele onderaannemers - zijn de hoofdschuldigen. De ramp is vooral het gevolg van het gebrek aan veiligheidsregels en het lakse toezicht op de schimmige praktijken van bouwbedrijven in China. Indirect zijn de autoriteiten dus wel degelijk verantwoordelijk, vindt het volk. En het gevaar op herhaling is levensgroot. Want overal in Sjanghai staan steigers van bamboe en hangen doeken van licht ontvlambaar nylon. En op veel gebouwen is het zogenaamde vuurwerende isolatiemateriaal al aangebracht.