januari 2011 - Whisky, worst en koelies in koud Harbin

Sjanghai wordt vaak geroemd omdat de stad rond 1937 een van de weinige plekken ter wereld was, waar de opgejaagde Europese joden nog heen konden vluchten zonder visum op zak. Maar zeker zo bijzonder ook, was de stad Harbin in het hoge noorden van China.
Duizenden joden die probeerden te ontkomen aan de pogroms in Rusland, aan het begin van de vorige eeuw, vonden in Harbin een nieuwe, veilige thuishaven. Evenals twintigduizend Wit Russen die in 1917 op de vlucht sloegen voor de Russische revolutie.
De joodse gemeenschap richtte er ziekenhuizen, scholen, bejaardentehuizen en sportclubs op. De Russen lieten er smaakvolle gebouwen en huizen neerzetten in Europees-Russische stijl. En de nieuwkomers openden er bedrijven, bakkerijen, rijk gevulde winkels en bars en restaurants.
Van een onbeduidende, primitieve vissersplaats groeide Harbin uit tot een bruisende, kosmopolitische stad. Uitdagende danseressen in minirokjes voerden er de CanCan op in volle theaters, modieus geklede vrouwen en mannen flaneerden er elegant over straat, of ze vermaakten zich aan de oevers van de rivier in - voor die tijd - pikante badpakken.
In de zomer althans, want in de winter was en is het in Harbin - dat ongeveer ter hoogte ligt van Wladiwostok - nog steeds bitter koud (minus twintig tot dertig graden). Zo koud dat mijn vingers onmiddellijk verstijfden en pijn deden als ik met blote handen een foto probeerde te maken. En als ik langer dan een half uur op pad was in Harbin kon ik nog maar aan drie dingen denken: whisky, worst en chocola. Dat gelukkig overal in overvloed verkrijgbaar was.
Dat was wel anders in het donkere Mao tijdperk (1949-1980) waarin iedere vorm van luxe en vertier streng werd verboden. En Harbin veranderde in een grauwe industrieplaats. Maar de stad heeft zich inmiddels gerevancheerd.
Samen met honderden andere toeristen bezochten we het jaarlijkse ‘Ice and Snowfestival’, met prachtige sculpturen die ’s avonds verlicht waren in alle kleuren van de regenboog. En maakten we wandelingen over het dikbevroren ijs op de rivier, waarop koetsjes met paarden rondreden en mensen naar hartelust schaatsten, tolden en sleewedstrijden hielden.
Ook in de hoofdwinkelstraat stonden overal verlichte ijssculpturen die ‘s avonds zorgden voor een feestelijke sfeer. En uit een van de zijstraten klonk muziek en werd door een tiental mensen gewalst. De dansers droegen mutsen, dikke jassen en hadden shawls voor hun mond gebonden tegen de kou, maar bewogen met een aanstekelijke sierlijkheid en lichtvoetigheid.
De tientallen restaurants, gevestigd in moderne winkelcentra waarin alle luxemerken verkrijgbaar waren, zaten stampvol. En ook de bars deden goede zaken: ik was duidelijk niet alleen in mijn verlangen naar alcohol, worst en chocola. In licht dronken toestand, zag het er allemaal nog mooier uit.
Maar de kou wakkerde ook mijn nieuwsgierigheid aan naar dat andere Harbin: oude volkswijken waar arbeiders vroeger woonden tussen de zwaar vervuilende fabrieken, en onder primitieve omstandigheden de barre winters moesten zien te overleven.
Ook dat Harbin bestond nog steeds, bleek de volgende dag, en wel in het Daowai district. De fabrieken rondom de Daxin Jie (straat) waren inmiddels verplaatst naar plekken ver buiten de stad. Maar de schoorstenen stonden nog fier overeind. De vervallen rijtjeshuizen, waar plastic was gespannen voor gebroken ramen en kieren, waren grauw. De katten en honden waren grauw en de straten waren veranderd in ijsbanen.
In open containers doorzochten groezelige mannen, vuilniszakken na op etensresten. In de stegen lagen bevroren uitwerpselen en bergen afval. En overal reden armoedig geklede mensen rond op bakfietsen. Of ze trokken karren voort, in de hoop op een vrachtje waarmee ze een paar yuan konden verdienen.
Een bejaard echtpaar glibberde over straat op zwarte sloffen van stof en riep om oud papier. De oudjes moesten wel want een gemiddeld staatspensioen bedraagt maandelijks zo’n driehonderd yuan (ruim dertig euro) in China en daar kan niemand van leven. Een ‘kolenkoelie’ trok zijn vracht zelfs met blote handen achter zich aan.
Nee de rijkdom in het nieuwe China was nog voor geen millimeter doorgedrongen tot deze troosteloze plek. Ik dacht dat ik inmiddels gewend was geraakt aan de grote contrasten in de Chinese samenleving. Maar de armoede in het Daowai district was heel pijnlijk om te zien, vooral vanwege die kou. Mensen die hun eten moesten zoeken in de vuilnisresten van anderen, bij een temperatuur van min twintig, zouden immers ook geen stookkosten kunnen betalen.
Om niet uit te glijden op de ijsbaan, schuifelde ik voorzichtig door tot aan de Jingyu Jie. En daar wist ik niet wat ik zag. Aan de overkant van de straat, waren alle oude panden opeens gerenoveerde of prachtig nagebouwd, waren de straten verbreed en hingen overal rode versieringen als voorbereiding op de viering van het Chinees Nieuwjaar. Over contrasten gesproken!
De buurt belooft een van de meest bruisende plekken van de stad te worden, als alle pandjes zijn gevuld met winkels, bars en restaurants, expositieruimtes en ateliers. Nu maar hopen dat Harbin deze charmante vorm van stadsvernieuwing doorzet in het grauwe deel van het district. En alle arme bewoners warme, schone en veilige alternatieven biedt voor hun krotten. Zodat ook zij eindelijk eens een graantje mee kunnen pikken van de welvaartstoename.