De Volkskrant; 's Ochtends in de rij voor een paar crackers; 25 maart 2009

De crisis verspreidt zich als een inktvlek. Veel mensen merken de gevolgen, ieder op zijn eigen manier. Zo ook Masao Noguchi. Hij is een van de velen Japanners die hun baan de afgelopen maanden verloren.
foto: Nikki Christodoulou


Masao Noguchi (47) steekt een filterloze sigaret op, ongeveer het enige product dat nog steeds goedkoper is in Japan dan in Europa. Met zijn afgetrapte schoenen en versleten spijkerbroek en jack, steekt hij extra armoedig af bij de salarymen in hun strakke pakken en Burberry regenjassen.
Hij staat op de binnenplaats van een grote wolkenkrabber in Shinjuku, een zakendistrict in Tokio, waar twee maanden geleden een nieuw filiaal werd geopend van het arbeidsbureau Hello Work. Veel werklozen komen hier dagelijks en hebben inmiddels een band met elkaar. Noguchi wordt voortdurend begroet.
Hij is een van de vele Japanners die de afgelopen maanden hun banen in rook zagen opgaan toen de grote exportbedrijven hun producten niet meer konden slijten. Het gevolg van de ineengestorte vraag uit Amerika en de veel duurdere yen. De Japanse economie dook de afgrond in.
Voorheen verdiende Noguchi tussen de 2400 en 3200 euro per maand. Nu heeft hij niets. Hij haalt zijn schouders op. ‘Mijn vader is een Hibakusha, een slachtoffer van de atoombom die in 1945 op Nagasaki viel. Hij krijgt een kleine uitkering van de overheid en stuurt me af en toe wat geld. Ik leef sober. De reiskosten buiten beschouwing gelaten heb ik dagelijks zo’n vier à acht euro te besteden. ’s Ochtends sta ik in de rij voor crackers die het stadsdeel Shinjuku uitdeelt aan daklozen. ’s Avonds eet ik een kom noedelsoep. Mijn bezittingen zijn verder de kleren die ik draag en de tas met belangrijke papieren.’
In het land waar een baan voor het leven ooit de maatstaf was, bestaat inmiddels eenderde van de werkmacht uit flexwerkers zoals Noguchi. Ze werken veertig uur per week maar hebben een tijdelijke aanstelling. Ze zijn de extra smeerolie om het productieproces soepel te laten verlopen maar worden meedogenloos opzij geschoven als het slechter gaat.
Volgens de laatste ramingen staan er in Japan eind maart 125 duizend contractanten op straat. Letterlijk.
‘Tot oktober vorig jaar werkte ik in de Casiofabriek waar halfgeleiders werden geproduceerd. Mijn contract werd niet verlengd en zoals bijna alle fabrieksarbeiders moest ik ook het bedrijfshostel verlaten waar ik een kamer huurde,’ vertelt Noguchi. ‘Ik heb geen gezin. Dus logeer ik nu tijdelijk bij een vriend en kom ik dagelijks naar Tokio om te zoeken naar werk. Maar er is niets. Zo slecht als het nu gaat, heb ik het nog nooit meegemaakt. Bovendien zit mijn leeftijd niet mee. Ik word al snel beschouwd als te oud.’
Omdat zijn logeeradres buiten de stad ligt is Noguchi vier uur per dag kwijt aan reizen. ‘Maar ik blijf hier komen. Want bij Hello Work ontmoet ik tenminste gelijkgestemden en in Tokio is de kans opwerk groter. En wie weet vind ik opeens een topbaan! Als je niet positief blijft denken word je al snel een Hikkikomori. Wat heeft het dan allemaal nog voor zin?’
Dat is de Japanse term voor individuen die zich terugtrekken uit de maatschappij, zich opsluiten binnenshuis en alleen nog maar geïnteresseerd zijn in computerspelletjes of surfen op internet.
Omdat zijn laatste contract maar een half jaar duurde, komt Noguchi niet in aanmerking voor een uitkering. Voorlopig heeft hij onderdak, maar over twee maanden moet hij weer verkassen. En dan? ‘Ha! Dat weten alleen de Kami.’(Japanse goden).
Noguchi vertelt dat de Gemeente Tokio sinds oktober een loket heeft geopend waar contractanten zonder werk en woning, renteloze leningen kunnen aanvragen die binnen vijf jaar moeten worden afgelost. In totaal mogen ze 3200 euro lenen voor de huur van een appartement en de borgsom die vaak wordt gevraagd. En 1600 euro om hun leven te ‘stabiliseren’.
‘Ik ben er al zo vaak geweest. Maar telkens wimpelen de loketmedewerkers mijn aanvraag af. Dan zeggen ze dat ik nog maar wat langer bij mijn vriend moet logeren en eerst een nieuwe baan moet vinden. Die zogenaamde dienstverlening werkt dus niet.’
Voelt hij boosheid over de situatie waarin hij verkeert en het gebrek aan hulp? ‘Ik heb niet de energie om boos te zijn. Bovendien ben ik er aan gewend dat de overheid niets doet voor mensen zoals ik. Bij jullie in Europa hebben vakbonden veel meer macht en is men van oudsher bereid om ook voor minderbedeelden te zorgen. Die traditie hebben we niet in Japan. We zijn ook niet gewend om voor onszelf op te komen. Japanners zullen zelden of nooit hun tanden laten zien. Er zijn toch nauwelijks demonstraties op straat? Maar als er ooit een wordt georganiseerd, een echt grote, dan ben ik zeker van de partij!’