Wind en zon in plaats van kernenergie; VK 18 april 2013

Sinds de kernramp in Fukushima ageren steeds meer Japanners tegen kernenergie. Natuurlijke bronnen zijn een prima alternatief, vinden zij.
foto: Nikki Christodoulou


TOKIO - 'Genpats Iranai! Genpats Yamero!' Oftewel: 'We hebben geen kernenergie nodig! Weg ermee!' Pal tegenover de ambtswoning van premier Shinzo Abe is de harde kern neergestreken van de Metropolitan Coalition Against Nucleair Energy. Spandoeken, megafoons en het bezwerende tromgeroffel op taikodrums zetten de leuzen kracht bij.
Iedere vrijdagavond is de wijk Kasumigaseki in Tokio het domein van de demonstranten. De protesten zijn vooral gericht aan het adres van Abe en zijn conservatieve Liberale Democratische Partij (LDP), die in december 2012 aan de macht kwam. De LDP besluit over een nieuw energiebeleid.
Tot Fukushima bestond het fenomeen 'demonstraties' niet of nauwelijks in Japan. Nu zijn acties van de beweging niet meer weg te denken. Misao Redwoolf, een flamboyante veertiger, is voorzitter: 'Wij willen een veilig Japan, vooral voor onze kinderen!'
Ze werkt nauw samen met de journalist Satoshi Kamata (72), aanvoerder van de activistische senioren en sinds jaar en dag een luis in de pels van het establishment.
Samen vormen ze een invloedrijk koppel. Dankzij haar vertrouwdheid met nieuwe media en zijn grote netwerk mobiliseerden Redwoolf en Kamata de afgelopen twee jaar honderdduizenden mensen tijdens landelijke betogingen. Kamata: 'De mensheid en kernenergie gaan niet samen. Dat hebben de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki en de ramp in Fukushima wel bewezen. Kernenergie is ondemocratisch en onveilig. Het kan hier alleen bestaan dankzij leugens en bedrog.'

Misleidend
Leugens en bedrog? Het kostenplaatje van kernenergie was tot Fukushima op zijn minst misleidend, aldus Ryutaro Kono. De hoofdeconoom van de bank BNP Paribas zit ook in een comité dat het Japanse ministerie van Economische Zaken adviseert over een nieuw energiebeleid.
De producenten van kernenergie profiteerden lang van hoge opbrengsten maar droegen nooit de werkelijke lasten. De overheid stond immers garant voor de kosten van verzekeringen en de verwerking en opslag van nucleair afval. En betaalde bovendien subsidies aan gebieden waar de centrales verrezen om het draagvlak onder de bevolking te vergroten.
Dankzij die garanties en het 'topveilige' imago van kernenergie, verstrekte de kapitaalmarkt graag gunstige leningen aan de sector. Er was geld in overvloed; de kernenergiecapaciteit werd enorm opgevoerd en duurzame energie kwam er niet aan te pas. Bovendien namen elektriciteitsmaatschappijen onverantwoorde risico's, door te bouwen op aardbevinggevoelige breuklijnen in de aardkorst of vlak aan zee.
De belastingbetaler had geen idee van de kosten en had er ook niets over te zeggen, omdat ze niet werden opgenomen in de begroting. En dat is ondemocratisch, stelt ook Kono.
Fukushima opende de Japanners de ogen. De kosten voor compensatie van de slachtoffers van de ramp, het ontmantelen van de Dai-ichi kerncentrale en het schoonmaken van besmet gebied (naar schatting 93 miljard euro), worden immers opgebracht door de belastingbetaler. Die laat zich niet nog eens om de tuin leiden.
Kono pleit voor een eerlijke kostenverdeling: de elektriciteitsmaatschappijen moeten voortaan zelf alle kosten voor de exploitatie van kernreactoren dragen en een calamiteitenfonds oprichten. Dat zal de prijs flink opjagen. Des te meer reden om de afhankelijkheid van kernenergie te verminderen.
Ook pleit de analist voor liberalisering van de energiesector en deregulering. Consumenten kunnen maar voor een aanbieder kiezen en die bepaalt welke energiesoort men afneemt.
Ten slotte moet het verouderde elektriciteitsnetwerk worden gemoderniseerd, zodat milieubewuste consumenten straks kunnen kiezen voor alleen groene stroom. Tijdens piekuren moeten de prijzen omhoog, zodat het verbruik daalt.
Vlak voor Fukushima zag de Japanse energievoorziening er als volgt uit: kernenergie: 26,4 procent, duurzame energie: 10,2 procent, fossiele brandstoffen: 56,9 procent en zelf opgewekte stroom (door verbranding biomassa): 6,5 procent.
Kono pleit voor een scenario waarin kernenergie hooguit 10 procent uitmaakt van de totale energievoorziening. Het aandeel duurzame energie moet toenemen tot 25-30 procent en fossiele brandstof loopt iets terug naar 45 tot 55 procent. De overige 15 tot 25 procent moet komen uit energiebesparingen en zelf opgewekte stroom.

Greenpeace Japan steunt Kono's pleidooi, maar wil kernenergie helemaal elimineren. Woordvoerster Hisayo Takada: 'Er valt in Japan nog zoveel te winnen. Op het gebied van zon en wind, maar ook wat betreft waterkracht- en geothermische energie.' (warmwaterbronnen, red.).
Er is veel in beweging. Zo voerde de overheid in juli vorig jaar feed-in-tarieven in. Elektriciteitsbedrijven zijn verplicht tegen vaste prijzen ook zonne-, wind- en geothermische energie in te kopen, zowel van particulieren als van commerciële producenten. Om de hogere kosten te financieren betalen alle Japanners een toeslag op hun elektriciteitsrekening.
Takada: 'Duurzame energie is big business. Ook Softbank Energy, Hitachi, Marubeni en Daido Gas, investeren erin. Een miljoen huishoudens in Japan hebben inmiddels zonnepanelen op het dak en er staan hier bijna 1.900 windmolens. Dat is pas het begin.'
Greenpeace ziet een grote toekomst voor duurzame energie, mits de regering verdere hervormingen doorvoert en de consument bereid is meer te betalen. Takada: 'We hebben in 2012 bewezen best zonder kernenergie te kunnen. Door zuiniger gebruik waren er geen stroomtekorten of storingen.'

Verlamd
Tsutomu Toichi van het Institute of Energy Economics in Tokio is het hartgrondig met haar oneens. Dat er geen stroomstoringen waren, komt vooral doordat Japan veel meer fossiele brandstoffen importeerde, stelt hij. De energiekosten in 2012 stegen daardoor met 25 procent. 'Die prijsverhoging werd alleen doorberekend aan het bedrijfsleven. Dat klaagt steen en been.'
Een grotere afhankelijkheid van fossiele brandstoffen is ook onwenselijk omdat het overgrote deel van Japans olie- en gasimporten uit het instabiele Midden-Oosten komt. Als Iran ooit de straat van Hormoez afsluit, de belangrijkste transportroute naar zee, raakt Japan bijna verlamd.
Fossiele brandstoffen kunnen kernenergie niet vervangen, aldus Toichi. En duurzame energie is al helemaal geen alternatief. 'Er is te weinig ruimte voor grote windparken en vlaktes met zonnepanelen. En de afhankelijk van weersomstandigheden is te groot.'
Kernenergie blijft het goedkoopst, zelfs als de prijs tien procent stijgt, berekende Toichi. Hij negeert echter Kono's pleidooi om álle kosten van kernenergie door te berekenen. 'Definitieve sluiting van de kerncentrales is catastrofaal voor de economie. Het bedrijfsleven zal de hogere energiekosten ontlopen door productie naar het buitenland te verplaatsen. Dat leidt tot werkeloosheid en minder belastingopbrengsten.'
Toch vindt ook Toichi dat niet alles bij het oude kan blijven. 'Een onafhankelijk comité van wetenschappers moet blijven toezien op naleving van de verscherpte veiligheidsmaatregelen. En de elektriciteitsbedrijven dienen, samen met de overheid, een calamiteitenfonds op te richten.'

(Dit artikel maakt deel uit van een serie over 'Japan na de kernramp'; de serie kwam tot stand met subsidie van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten; www.fondsbjp.nl)