3 januari 2010 - Lijiang by night en de Shangri-la yak
‘Er komen vooral veel JONGE Chinezen naar Lijiang, die hier helemaal los gaan,’ had hij terloops gezegd, toen we informatie vroegen over het plaatsje. Dat hij ons had willen waarschuwen voor enig ongemak, werd pas ’s avonds duidelijk, toen het stadje opeens begon te trillen op zijn grondvesten.
De lieflijke hoofdstraat bleek vol bars te liggen die niet meetelden als er geen keiharde, (levende) muziek werd gespeeld. Overal traden dus bandjes op, stonden Naximeisjes in mooie gewaden te dansten en te zingen, of werd disco gedraaid. Op de tafels in de bars stonden popcorn en drank alvast klaar: de bezoekers hoefden de flesjes alleen nog maar te openen.
In het ene café werd naar hartelust meegezongen en meegeklapt op lokale schlagers. In de tent ernaast danste men uitbundig op Chinese house. En omdat geluidsisolatie een niet bestaand woord is in China, ontaardde dat in een oorverdovende kakofonie van geluiden.
Maar geen nood: wij gingen toch uit eten. En wel in restaurant Papaya waar ze een Engelstalig menu hadden, en zowel pasta als lokale gerechten serveerden. Zoals Insect Dishes (bamboo worm, fried dragonfly) en de Naxi Boiling Beef Hotpot met Shangri-La yak. Op de kaart werd ook vermeld WAAROM men de hotpot moest eten: ‘blood maintainance aid, increasing one’s breath, benefit your spleen and strenthen the psyche.’ Voila!
Het gerecht werd opgediend in een ijzeren kom die op een stenen pot stond, met daarin grote hompen brandbaar vet. Bij de uitslaande vlammen, schepte Bert eens flink op uit de kokende massa. Na drie happen zag hij zo rood als een tomaat. ‘Hm, best lekker,’ zei hij niet helemaal overtuigend.
Om geen afhaker te zijn proefde ik ook een paar brokstukjes, die me deden denken aan sukadevlees, vet en kaneel. Het was geen straf. Maar ook niet om te smullen. Dus stapte ik, heel laf, over op tonijnsalade. Bert at echter dapper door. En bestelde ook nog een gefrituurde, gekruide Naxi aardappelpannenkoek, die de rode pepers in de Bowling Beef dragelijk moest maken.
Het hotpotfeest ging overigens geheel voorbij aan Vic en Jim. Want die zaten naar een oneindige aflevering te staren van Tom & Jerry, op een breedbeeldscherm in het restaurant. Tegelijkertijd werd er lokale muziek gedraaid, het was er dan ook tamelijk lawaaiig. Maar dat leek alleen Bert en mij te deren.
De andere gasten gingen teveel op in hun eten om zich er druk over te maken. Een vlezige Chinees aan het tafeltje naast ons, slurpte en smakte dat het een lieve lust was. En hing zijn mond voor het gemak in de rijstkom, zodat hij de boel alleen nog maar naar binnen hoefde te schuiven.
Jim en Vic werden alleen van hun apropos gebracht door een klein Naxi-jongetje dat de tafels langs moest om rozen te verkopen. ‘Eh, dat is toch heel zielig?’ Vroegen ze opgelaten. ‘Moet die niet naar bed?’
Het jongetje was overigens niet alleen; voorturend kwamen er vrouwen langs met mandarijnen, druiven, aardbeien en bruine sigaartjes die alle lokalen rookten. Het liefst gestoken in een opiumpijpje.
Het werd een chaotische toestand omdat de verkoopsters de bediening in de weg liepen. Dat moest een keer mis gaan. En jawel, voor onze neus liet een serveerster een glas cola uit haar handen vallen, op de broek van mijn vlezige buurman. Maar die was inmiddels in een druk telefoongesprek verwikkeld en bleef er stoïcijns onder.
‘Om halftwaalf ’s avonds moet alle muziek in de stad uit,’ had de eigenaar van het guesthouse ons ook nog verteld. En verdomd! Stipt om halftwaalf viel alles stil en zakte het stadje weg in een weldadige rust.
We moesten onze kennis gelijk geven; Lijiang had veel weg van een kermis. Maar was dat erg? Nee! Want we hadden ons er geen seconde verveeld. Al waren we wel na twee dagen toe aan enige rust.