december 2010- Slapen als een concubine
Het werd begin vorige eeuw gebouwd door de familie Zhu, die rijk was geworden met de opiumhandel en tin. Kosten noch moeite werden gespaard om er iets bijzonders van te maken. Ieder stuk hout werd beschilderd met mozaïeken, iedere steen ingegraveerd.
Het kleurrijke resultaat is nog steeds verbluffend, ondanks het verval. Wie door de stille vertrekken, de binnenplaatsen en de tuinen dwaalt, waant zich in feodaal China.
Tijdens de hoogtijdagen van de Zhu’s woonden er zeker tweehonderd man: familieleden, bediendes, en concubines. Door een hoge muur werden de uitverkorenen afgeschermd van het gepeupel in het boerendorp.
De macht van de familie was groot. Wie in opstand kwam tegen de onfrisse praktijken in de tinmijnen, of tegen de privileges van de Zhu’s, werd een kopje kleiner gemaakt. Letterlijk. In de expositieruimte van het complex hangt een foto van vijf vogelkooien waarin de afgehakte hoofden te zien zijn van opstandelingen.
Hoe onfortuinlijk! Toen de Kuo mintang het voor het zeggen kreeg in grote delen van China, kozen de opperhoofden van de Zhu-clan voor de verkeerde partij (ze wilden de macht van de Keizer in ere herstellen).
Ze werden uit hun paradijs verjaagd dat meteen werd ingenomen door arbeidersgezinnen en boerenfamilies. Gelukkig maar. Want toen Mao’s Rode Gardisten tijdens de culturele revolutie (1966-1976), in hun oneindige waanzin alles vernielden wat maar riekte naar cultureel erfgoed, bleven de ‘Zhu Gardens’ gespaard. Het complex was immers bewoond door ‘kameraden’.
Nu wordt het gekoesterd door de autoriteiten en fungeert het als guesthouse. We kregen er twee ‘authentieke’ concubinevertrekken toegewezen, met hemelbedden en ouderwetse kaptafels, waarin inmiddels stereo-installaties en lichtpanelen zijn gebouwd.
Het viel nog niet mee om te slapen als een concubine. Het luidruchtige optreden van dans- en zanggroepen in de plaatselijke bars, schalde over de hele stad. Ook bleek Jianshui ‘s nachts te zijn vergeven van de muggen. En die hielden zich vooral op in mijn hemelbed met kanten gordijnen. Toen ik probeerde het licht aan te doen hield ik opeens het lichtknopje in mijn hand. Op muggenjacht gaan met een zaklantaarn, was geen optie.
Met de romantiek was het ook al droevig gesteld in mijn hemelbed, want Bert sliep in de andere concubinekamer (onze kinderen weigeren samen op een kamer te liggen in een vreemde omgeving). Dus restte mij niets anders dan te luisteren naar het gezoem van de muggen en naar het gesnurk van zoon Jim die de slaap wél kon vatten. En lag ik uren na te denken over het vreselijke lot van veel concubines.
Iedere nacht was het maar afwachten of er wel of niet op hun deur werd geklopt. Om niet buiten de boot te vallen moesten ze voortdurend een verbeten strijd voeren met andere concubines én de officiële vrouwen, om de aandacht van hun heer. Jaloezie, argwaan en pesterijen waren aan de orde van de dag. En als ze oud en te rimpelig waren, werden ze meestal afgedankt en verbannen naar de armoedige verblijven van de bediendes. Op hun ingebonden voeten konden ze hooguit wegstrompelen, maar waar moesten ze heen?
Nee, dan hebben de Chinese maîtresses het nu veel beter geregeld. De meeste zijn zelfstandig en ambitieus. Ze laten zich schaamteloos trakteren op luxe artikelen en in de watten leggen in dure hotels. En als ze verveeld zijn rennen ze hard weg op hun Prada laarsjes of Jimmy Choo sandaaltjes, en nemen ze een ander. Lang leve de emancipatie!
Enfin een concubine zijn voor één nacht, was genoeg voor mij.