Van Bar Rouge naar Hongkou; mei 2018
Foto: Frederique, Sophie, Caroline, Joan en Renee
Het is zondagochtend en broeierig; in de wijk Hongkou loop ik met een tas met boeken richting de oude synagoge, nu het Shanghai Jewish Refugee Museum. Met vier vriendinnen - we kennen elkaar ruim dertig jaar - ben ik in China; ik wil ze de stad laten zien en zal een lezing geven, een initiatief van de Nederlandse consul Anneke Adema en de Nederlandse Vereniging in Shanghai.
De vriendinnen drinken nog een cola in The White Horse café, ooit een populaire bar in het Joodse getto dat hier in 1943 werd gecreëerd door de Japanners. Een paar jaar geleden werd het etablissement nagebouwd omdat de buurt is uitgeroepen tot cultureel erfgoed en door veel toeristn wordt bezocht
Ik word opnieuw getroffen door de soberheid en de stilte in Hongkou, een scherp contrast met de drukte en rijkdom elders in de stad. Mijn gedachten dwalen af naar vannacht, naar Bar Rouge op de bovenste verdieping van Bund 7.
Bar Rouge
Na een diner bij Mr & Mrs Bund trok het nachtleven; Bar Rouge - even sleazy als decadent - lag slechts een verdieping hoger. Op het drukke dakterras met uitzicht op het in neonlichten gehulde financiële centrum, aan de overkant van de rivier, klonken alle talen.
Er werd naar hartenlust gedanst, gedronken, gerookt en gelonkt naar slanke blonde vrouwen in schaarse rode kleding die een verleidelijke 'performance' hielden op de bar. Studenten, zakenmensen, Chinese maffiosi, modellen en kunstenaars waren ruim vertegenwoordigd. Evenals de Chinese gay scene.
Vanaf het terras keken we ook uit op het voormalige Cathay-hotel van de vastgoedtycoon Victor Sassoon, met de groene piramide waar zijn privésuite pal onder lag. Op het dak van het Cathay (nu het Fairmont-Peacehotel) was ooit het Rooftop Garden Restaurant gevestigd waar Vic en zijn voorname jetset-vrienden tot in de vroege uurtjes cocktails dronken en dansten. En eind jaren dertig naar de bombardementen keken. Toen de Japanners Shanghai innamen was het uit met de pret. Ik hief mijn flesje Tsingtao op Vic.
Nu wappert op iedere gebouw op De Bund de rode Chinese vlag, ook op het terras van Bar Rouge 'waar alles kan', had ik de vriendinnen voorgehouden.
Even dacht ik dat de performance van de sexy blondines de hoofdact van de avond was. Toen klommen er twee Aziatische vrouwen op de bar. Ze droegen schoenen met extreem hoge plateauzolen en zijden peignoirs. Ze gingen ieder bij een paal staan die ze ostentatief opwreven met een shawl. Opeens wierpen ze hun peignoirs af en gehuld in minuscule bikini's voerden ze een acrobatisch-erotische paaldans-act op, met de communistische vlag op de achtergrond. Ik keek nergens meer van op.
Als de moraalridder en president Xi Jinping hier lucht van had gekregen dan had hij de tent vast direct laten sluiten. Maar Xi zat in Beijing, de zwoele nacht was nog jong en de danseressen werden luid bejubeld. Honderd smartphones gingen de lucht in om het bizarre tafereel vast te leggen. We hoopten maar dat ze goed werden betaald voor hun optreden.
Dat was vannacht, nu probeer ik me te concentreren op mijn verhaal. De boeken die ik straks hoop te verkopen heb ik de afgelopen maanden in setjes met verschillende mensen meegegeven naar China. De Chinese autoriteiten hebben het namelijk niet zo op een buitenlander die arriveert met een koffer met 15 boeken over hun land. Ook al zijn ze in het Nederlands geschreven.
Barry Dunselman, de voorzitter van de NVS, heeft alles perfect geregeld. Er komen dertig man en hij heeft een doos met flessen water laten aanrukken, ter verkoeling. Bier drinken we later. Chinezen gruwelen van schoeisel binnenshuis dus moeten we plastic zakjes dragen over onze voeten. 'Heb ik hiervoor mijn nieuwe sandaaltjes van vierhonderd euro aangetrokken?' Zegt een van de gasten.
Eenmaal in de sobere synagoge met mooie glas-in-loodramen en houten banken dringt pas goed tot me door dat het bijzonder het is om op deze bewogen plek, omringd door belangstellenden, te vertellen over het leven van duizenden Europese Joden die vlak voor de Tweede Wereldoorlog naar Shanghai vluchtten en hier terechtkwamen.
Als alle banken bezet zijn probeer ik de historie zo goed mogelijk tot leven te wekken en de hoofdpersonen uit het boek de eer te geven die ze toekomt.
Ik ben dressed for the occasion maar mijn blauwe broekpak is veel te warm. Het zweet loopt in straaltjes langs mijn slapen en mijn rug, dat zou overigens ook van de zenuwen kunnen komen.
Na enig gestuntel krijg ik alles weer redelijk onder controle, behalve de haperende beamer. Maar wie heeft er plaatjes nodig als de buurt waar het om gaat, buiten op ons wacht?
Twintig Laowai en een pak stroopwafels
Na de lezing heb ik nog een 'missie'. Twee jaar geleden was ik ook in Shanghai voor onderzoek en ontdekte ik in deze buurt het huis van Peter, een van de hoofdpersonen in mijn boek. Nu woont daar het oudere echtpaar Zhou dat me toen spontaan binnenliet, waardoor ik letterlijk in het verhaal stapte dat ik aan het schrijven was. Om ze nog eens te bedanken heb ik stroopwafels in blik meegenomen. Niet erg origineel maar succes verzekerd.
In een parade wandelen we naar het steegje met Peters huis (waaraan vrijwel niets is veranderd sinds WO II). De verbazing is compleet als de Zhou's opeens twintig laowai (buitenlanders) op de binnenplaats onder hun raam zien staan. Mevrouw Zhou draagt geen krulspelden, zoals twee jaar geleden en hoeft niet eerst heur haar te fatsoeneren. Ze komt meteen naar beneden met een glimlach op haar gezicht. 'Kom binnen' roept ze opgetogen. Maar we weigeren beleefd; een groep van ruim twintig lange Nederlanders is wellicht te groot voor het appartement.
Tenslotte dwalen we door een woonblok waar vroeger de Wardroad Heim lag, een barak met een ontelbare hoeveelheid stapelbedden; het was een van de grootste opvangplekken tijdens WOII. Nu liggen er ouderwetse lanehouses en een grasveldje. Overal hangt was te drogen en staan potjes met planten en emmers met wasgoed, of met vissen. Ik zie ook kooien met zangvogels maar die houden hun snavels stijf dicht.
Het is alsof we in een hecht dorpje middenin de stad zijn beland. Iedereen lijkt elkaar te kennen; op stoelen zitten mensen te soezen of een sigaret te roken. Een vrouw op sloffen breidt een rode trui en geeft orders aan haar man, die rondscharrelt met potten en pannen.
Nieuwsgierig kijken de Chinezen naar ons en wij naar hun. Met handen en voeten proberen we een gesprek aan te knopen maar ze moeten vooral hard lachen om ons gepruttel.
Uit een benedenwoningen klinkt Chinese discomuziek. In de kleine kamer staan een bed, een mahjong tafel en een karaoke-set met groot beeldscherm. De bewoner lijkt te oefenen voor een volgend optreden. We zouden ons zo bij hem mogen aansluiten om mee te doen.
Shanghai verandert in snel tempo en ik zie overal moderne woontorens, skyhigh. Maar oudere Chinezen horen niet in anonieme flats. Ik hoop maar dat dit beschermde buurtje nog heel lang blijft bestaan en dat ik hier nog vaak zal komen. Met de vriendinnen.