De Volkskrant; Nog maar een kind op de peuterschool - over ontvolking Japanse platteland; 5 februari 2007
Het Japanse platteland ontvolkt. De afname van de bevolking van Japan treft vooral dorpen als Tachiomata, 220 zielen groot.
Kilometers lang is er geen enkel teken van leven, hoog in de besneeuwde bergen in Japan. Dan voert de steile klim opeens langs een betonnen pomphuis dat is gekanteld. Twee jaar geleden werd dit onherbergzame gebied, niet ver van de Japanse zee, geraakt door een stevige aardbeving.
Op de top van de berg doemen, her en der verspreid, oude, houten huizen op met dichtgetimmerde benedenramen en puntdaken. Ze zijn berekend op overmatige sneeuwval. In dit afgelegen dorp Tochiomata, dat leeft van de rijstbouw en de verkoop van wilde kruiden, wagen alleen twee bejaarden zich buiten. De een veegt langzaam de sneeuw van zijn oprit, met een zware schep. De ander schuifelt op rubberlaarzen door de ‘hoofdstraat’.
Yukichi Hoshi (72) is rijstboer. Hij vertelt dat zijn dorp tamelijk goed uit de aardbeving tevoorschijn is gekomen. Die kostte maar twee mensen het leven. Nu wordt het 220 zielen tellende Tochiomata, echter bedreigd door een veel ingrijpendere ontwikkeling: de snelle vergrijzing. ‘Zeker vijftig procent van de inwoners is inmiddels boven de vijfenzestig,’ aldus Yukichi.
Vroeger was Tochiomata een bloeiende boerengemeenschap. Maar daar is weinig meer van over. De meeste jongeren trekken naar de nabijgelegen steden Nagaoka en Niigata, of gaan naar de metropool Tokio. ‘Vaak blijft alleen de oudste zoon achter, om het familiebedrijf over te nemen. Maar ook dat is niet meer vanzelfsprekend’, zegt Yukichi. Het is hem een raadsel hoe het dorp kan blijven bestaan. ‘Maar dat is een probleem in heel Japan.’
De plaats telt één afthands winkeltje waar alleen de hoogstnoodzakelijke levensmiddelen te koop zijn. En een paar flessen whisky. Het is er ijskoud. Het echtpaar Sano, dat het winkeltje runt, zit in de verwarmde opkamer op de grond en drinkt thee aan een lage Japanse tafel. Opa en oma liggen er te rusten onder een deken.
Bezoekers van buitenaf zijn zeldzaam. Shinichi Sano (59) trakteert dan ook op zoete aardappel en rukt meteen zijn zelfgetekende ansichtkaarten uit de kast. Ze zitten in een Dick Bruna- opbergmapje. Ook laat hij foto’s zien van zijn bezoek aan de tulpenvelden. ‘Nee niet in Holland maar hier vlakbij, rondom Niigata!’
‘Het is heel moeilijk om als winkelier het hoofd boven water te houden omdat er zo weinig klanten zijn,’ vertelt Sano. ‘Maar de winkel móet openblijven; ik kan de dorpelingen niet in de steek laten. Soms laad ik mijn bestelwagen vol spullen en rijd ik naar de volgende plaats. Om daar nog wat te verkopen.’ Sano’ s oudste zoon woont nog thuis en treedt misschien in zijn vaders voetsporen. Maar zijn andere zoon en dochter zijn al lang verdwenen, naar Niigata. De natuurlijke aanwas in het dorp is minimaal. ‘Er zit hier nog maar één kind op de peuterschool.’
Demografen verwachten dat de Japanse populatie de komende vijftig jaar, zal afnemen van 128 miljoen tot 100 miljoen mensen. In 2005 zette de neergang al in toen er voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog meer mensen stierven dan er werden geboren. Het gemiddelde geboortecijfer bedraagt nog maar 1,26 kinderen per vrouw.
Deze ontwikkeling kan de doodsteek betekenen voor dorpen als Tochiomata, waarvan er duizenden zijn op het Japanse platteland. Daar is nu al veertig à vijftig procent van de bevolking (overwegend boeren) ouder dan 65. In 1970 was dat nog 18 procent.
Wat de zaak extra ingrijpend maakt is dat de landbouw in Japan, een collectieve bezigheid is. Men deelt de irrigatiekanalen en weggetjes tussen de rijstvelden en zorgt samen voor het onderhoud. Dus het teruglopen van het aantal boeren - door dood of vertrek naar de stad - komt extra hard aan bij de achterblijvers.
Vandaar dat de acht hoogbejaarde inwoners van het dorpje Ogama, ook aan de Japanse zee, de handdoek in de ring hebben gegooid. Ooit woonden er zeker 250 mensen, nu resten er vooral verlaten huizen te midden van verwaarloosde rijstvelden. De acht oudjes hebben de grond verkocht aan het vuilverwerkingsbedrijf Takeei uit Tokio. Met de opbrengst kunnen ze hun ziektekosten betalen en elders huizen huren. Ook de familiegraven gaan mee.
Maar niet alleen de dorpen, ook de middelgrote steden raken in verval. Op zo’n dertig kilometer afstand van Tochiomata ligt Ojiya. De stad met ongeveer 40 duizend inwoners, maakt een grauwe en troosteloze indruk. Zelfs midden op de dag zijn er in de hoofdstraat nog veel rolluiken gesloten. Er valt geen mens te bespeuren.
Het echtpaar Kaneko begon hier vijfenveertig jaar geleden een restaurantje en heeft sindsdien niets meer veranderd aan het oubollige interieur. De schrootjeswanden en het plafond zijn donkerbruin, de scheuren in de nepleren bankjes zijn met tape geplakt. Langs de muren staan aquariums met vissen en schildpadden en plastic bakken met Japanse animatiefiguurtjes. Het is lunchtijd en er komt één klant binnen: een bejaarde man die in een hoekje een kop soep naar binnen slobbert.
Behalve de rijstteelt zijn de voornaamste bronnen van inkomsten in deze streek, de elektriciteitscentrale die ook aan Tokio levert, de sake-industrie, de soba-industrie (noedels), kwekerijen met kooikarpers (dure siervissen) en linnenweverijen die stof maken voor Yukata’s (luchtige mannen kimono’s). Maar daar zit de klad in. ‘Steeds minder Japanners dragen traditionele kleding en een aantal weverijen is inmiddels failliet,’ legt Kaneko uit.
Daar bleef het niet bij. Omdat er al jaren te weinig baby’s in Ojiya worden geboren zijn er inmiddels een paar lagere scholen, een technische school een kliniek gesloten. Twee skigebieden, de schaarse toeristische trekpleisters rondom de stad, zijn ook dicht. ‘Na de aardbeving twee jaar geleden waren ze tijdelijk onbereikbaar. Ze zijn nooit meer in gebruik genoemn,’ zegt Kaneko. Maar wat valt er dan nog te doen in de omgeving? ‘Er worden regelmatig stierengevechten gehouden. Net zoals in Spanje!’
Ook Ojiya zit inmiddels in de problemen, als gevolg van de teruglopende bevolking en het gebrek aan inkomsten. De nieuwe burgemeester overweegt een fusie met het veel grotere Nagaoka. ´Met overheidssubsidies zijn hier allemaal nutteloze wegen aangelegd die het verkeersplan van de stad nodeloos ingewikkeld hebben gemaakt,’ zegt Kaneko. ‘Dat heeft mij veel klanten gekost. Wat ze allemaal wel niet hadden kunnen doen met dat geld!’
Platteland heeft financiele problemen
Het platteland sterft niet alleen uit, het heeft ook financiele problemen. Decennia lang werd ruraal Japan ‘gepamperd’ met subsidies van de centrale overheid. Vooral politici van de regeringspartij de LDP (Liberaal Democratische Partij) stemmen van de plattelandsbevolking, door het toewijzen van grote infrastructurele projecten. Het maakte niet uit of ze van nut waren, ze leverden in ieder geval werkgelegenheid op. Vandaar dat het platteland vol ligt met tunnels en wegen waar niemand gebruik van maakt. En er is geen natuurlijke rivierbedding meer te vinden. Alles is gekanaliseerd en overgoten met beton.
Het gesmijt met geld resulteerde in een torenhoge staatsschuld. Om die niet nog verder te laten oplopen voerde de markante premier Junichiro Koizumi - die van 2001 tot september 2006 aan het roer stond - flinke bezuinigingen door. Zijn kabinet draaide de geldkraan dicht en decentralisatie werd het toverwoord. Gemeenten moesten fuseren en voortaan zelf hun broek ophouden, door zelf belasting te innen en hun bronnen van inkomsten beter te benutten. Veel gemeenten zijn door deze onafwendbare maar ook drastische koerswijziging ernstig in de problemen geraakt.
Het grote schrikbeeld is Yubari dat op het noordelijkste eiland Hokkaido ligt. Toen de kolenmijnen nog open waren, had de stad 100 duizend inwoners. Nu zijn dat er nog maar 13 duizend waarvan een groot deel zo snel mogelijk wil vertrekken. Na het sluiten van de mijnen moest Yubari een toeristische trekpleister worden. Met miljoenen aan subsidies en leningen, klakkeloos verstrekt door de centrale overheid, liet het gemeentebestuur een themapark bouwen. Met musea voor robots, fossielen en pluchen beesten. Er kwam geen hond op af.
Inmiddels heeft het stadje een schuld van 500 miljoen dollar en werd het in augustus 2006 failliet verklaard. Het bestuur is gedwongen de helft van de driehonderd gemeenteambtenaren te ontslaan. De elf scholen fuseren, de bibliotheek, publieke badhuizen en andere faciliteiten worden gesloten, gunstige bustarieven voor ouderen verdwijnen en de gemeentebelasting gaat omhoog. Tot grote woede van de inwoners weigert Tokio vooralsnog iedere hulp. Gevreesd wordt dat er talrijke Yubari´s zijn in Japan.