De Volkskrant; In Sumo-ring is er maar één koning; 24 februari 2007
Sumoworstelaars leiden een Spartaans bestaan. Ze worden tijdens trainingen zelfs afgerost om hun krachten te ontdekken. Maar wie de top bereikt, is een superster in Japan. Heer en meester is de Mongool Asashoryu.
De Sumo-stal Sadogatake, waar worstelaars worden opgeleid en de gevorderden trainen, lijkt een gewoon woonhuis in een doorsnee wijk in Tokio. Maar binnen ligt een sobere hal met een vloer van klei; er hangt de geur van bloed, zweet en aarde.
Vanaf zes uur ’s ochtends doen de jongste worstelaars hier iedere dag verwoede pogingen om elkaar op de grond te werpen of uit de ring te duwen: een cirkel van touw die in de klei verzonken ligt. Ze dragen alleen een mawashi (de gordel) en verbanden op de plekken waar ze zijn geblesseerd.
De een heeft een bebloede knie, de ander grote schaafwonden op zijn dij. De training is zwaar en bikkelhard. De dikste van het stel moet tien keer achtereen, zijn superieuren van de ene kant van de ring naar de andere kant duwen. Hij is uitgeput en kreunt. De trainer pakt een houten stok met platte uiteinden en mept hem hard op zijn benen en rug.
Omdat de worstelaar niet genoeg zijn best doet, moet hij voor straf met gestrekte armen een stok vasthouden. Vijf minuten houdt hij het vol. Dan trillen zijn armen en begint hij te jammeren. Opnieuw krijgt hij slaag terwijl zijn superieuren lachend toekijken. Iemand duwt de jongen een pepermuntje in zijn mond, maar hij moet blijven staan met gestrekte armen. Hij begint te kokhalzen en te huilen. En opnieuw daalt de stok op hem neer.
Dan bemoeit de twee meter lange Kotoosho (24) zich ermee. De Bulgaar - die eigenlijk Stafanov Mahlyanov heet - is een van de favorieten op dit moment. Streng maar bemoedigend, spreekt hij de leerling toe, die zowaar kalmeert. Als de marteling tien minuten later ten einde is, vertoont de jongen geen emotie meer.
Als Kotoosho de arena betreedt, maakt niemand in de ‘stal’ meer een schijn van kans. Vorig jaar werd hij gepromoveerd tot Ozeki, de een na hoogste rang in Sumo. Hij duwt of tilt alle tegenstanders moeiteloos de ring uit. De training wordt be”eindigd met stretchoefeningen. Lenig als balletdansers, spreiden de worstelaars hun logge benen en leggen ze hun vette torso, plat op de grond.
‘Veel westerse bezoekers gruwelen van de harde trainingen,’ zegt Doreen Simmons, Sumo-specialiste en wedstrijdcommentator bij de Japanse nieuwszender NHK. ‘Maar zo gaat het er al anderhalve eeuw aan toe. Ieder mens heeft een oerkracht in zich die alleen naar boven komt als de nood aan de man is. Door ze te slaan en ze tot het uiterste te laten gaan, leren jonge worstelaars om bij die oerkracht te komen.’
Een paar dagen later begint het voorjaarstoernooi in Tokio. Het duurt ruim twee weken en de geselecteerde worstelaars hebben één wedstrijd per dag. Op de laatste dag zit het immense Kokugikanstadion bijna vol.
Sumo is volksvermaak; hele families komen kijken. Her en der liggen baby’s te slapen, kinderen doen spelletjes op de trappen en hun ouders en grootouders verlustigen zich aan spijzen en drank en joelen naar hun favorieten.
Vandaag treffen Kotooshu en Asashoryu (26) elkaar, dé tweestrijd waarop iedereen zit te wachten. Als de twee helden de dojo betreden, de verhoogde ring van klei, verstomt het lawaai. Asashoryu, Mongool van origine, is de enige Yokozuna op dit moment, de hoogste rang in Sumo. Met zijn kleine, gedrongen gestalte en zijn beheerste loopje, doet hij denken aan een gorillamannetje dat het absolute leiderschap wil opeisen.
Hij voert de psychologische oorlogsvoering op door hard op zijn zwart zijden mawashi te slaan en, steeds opnieuw, zout op de aarde te smijten. Volgens de Sumotraditie is de ring een heilige plek die met zout moet worden gereinigd. Woest kijkt ‘Asa’, zoals hij liefkozend wordt genoemd door het publiek, om zich heen. Dan hurkt hij langzaam.
Kotooshu - ooit worstelkampioen van Europa - toornt hoog boven zijn opponent uit. Zijn knappe gezicht en vriendelijke uitstraling, leverden hem de bijnaam ‘de David Beckham van Sumo’ op. Ook nu vertoont zijn gezicht geen spoor van agressie; hij kijkt eerder afwachtend en geconcentreerd. Twee keer al, is het hem gelukt Asa te bedwingen. Maar die zal nu alles op alles zetten om op de been te blijven, omdat hij per se zijn twintigste toernooizegen wil behalen.
De gehurkte mannen zetten hun knokkels op de klei. Zodra hun blikken zich kruisen gaan ze elkaar met volle kracht te lijf. De botsing van hun zware lichamen is door het hele stadium te horen. Kotoosho probeert Asa op te tillen aan zijn band. Maar de Mongool zet zich schrap en hangt met zijn hoofd tegen de schouder van zijn tegenstander.
Er wordt gesjord en geduwd en het lijkt een onmogelijke opgave voor Asa om zich te bevrijden uit de ijzeren greep. Maar dan is er een moment van zwakte bij de 134 kilo wegende Bulgaar. Tot ieders stomme verbazing, wordt hij met een volle heupzwaai op de grond geworpen. Het stadion barst bijna uit elkaar van opwinding.
De twee worstelaars geven geen krimp en buigen beheerst naar elkaar. Met een neutraal gezicht neemt de gehurkte Asa enveloppen met het prijzengeld in ontvangst van de scheidsrechter. Zonder een spier te vertrekken wandelt Kotoosho terug naar de kleedkamers.
Weinig sporten kennen zoveel rituelen als Sumo. Eén daarvan bepaalt dat een worstelaar nooit emoties toont na de wedstrijd. Geen gelach, geen gehuil. Nooit.
Geen yokuzuna behaalde ooit zo snel twintig toernooioverwinningen als Asa en hij wordt dan ook uitgeroepen tot één van de grootste worstelaars uit de Sumo-geschiedenis. ‘Wie kan hem nog aan?’ Vragen sportjournalisten zich met bewondering af.
Maar een paar dagen later opent het weekblad Shukan Gendai het vuur op de ‘onaantastbare’ kampioen. Asa zou bijna al zijn tegenstanders omkopen, voor vijfduizend euro per duel. De Sumobond stelt een onderzoek in.
‘Pure laster’ oordeelt de expert Simmons. ‘Ik denk dat de verhalen komen van jaloerse ex-worstelaars die zelf niets hebben bereikt. Ze hebben er ongetwijfeld heel veel geld voor gekregen. Een Mongool die heer en meester is in een puur Japanse sport, wekt nou eenmaal veel afgunst.’
Een paar dagen na het verschijnen van het gewraakte artikel is er een afscheidsceremonie in het Kokugikanstadion, voor de worstelaar Toki, die met pensioen gaat. Eregast is Asashoryu die een Yokozuna ceremonie zal opvoeren.
In de kleedkamer in de gewelven van het stadion, zit hij als een diva op een podium met Japanse tatamimatten. Zijn persoonlijke kapper kamt zijn zwarte haar strak naar achteren om er een mooie knot van te maken. ‘Water!’ roept de kampioen, en onmiddellijk reikt een van zijn assistenten hem een flesje aan. ‘Creme!’ Meteen krijgt hij Labello voor zijn lippen, in zijn forse handen geduwd.
Zodra de kapper zijn werk heeft gedaan springt Asa op en neemt hij een stoere houding aan, waarbij zijn katoenen yukata (mannenkimono) openvalt. Zijn bolle buik puilt over de rand van een boxershort. Asa is showing off; hij spant de spieren in zijn extreem stevige benen nog eens extra aan.
‘Ik zou best eens een Sumo demonstratie in Holland willen geven. De Hollanders doen het goed in de Japanse freefight competitie,’ zegt hij opgetogen. ‘Maar ik wil ze wel eens laten zien wat écht vechten is.’
Dolgorsuren Dagvadorj, zijn werkelijke naam, werd op 27 september 1980 geboren in de Mongoolse hoofdstad Ulanbaatar, in een sportief gezin. Zijn vader was ooit worstelkampioen van Mongoli”e en ook zijn drie ouderen broers beoefenen de sport. Op zestienjarige leeftijd vertrok Asa naar Japan, nadat hij was ontdekt door een scout van de Japanse Sumoschool. In 1999 maakte hij zijn debuut in de ring.
Geen worstelaar wist zo snel alle rangen te doorlopen en veroorzaakte zo veel relletjes. De basisregel dat een Sumoworstelaar zich ten alle tijden waardig gedraagt, lapte Asa aan zijn laars. Hij verscheen dronken op trainingen, ramde autospiegels van de tegenstanders kapot als hij van ze verloor en werd in 2003 zelfs gediskwalificeerd tijdens een toernooi. Hij presteerde het om zijn belangrijkste opponent te vloeren door hem hard aan zijn knot te trekken, een ongekend brute overtreding.
Sindsdien heeft hij zijn leven gebeterd. ‘Ik ben rustiger geworden sinds ik vader ben van twee kinderen, omdat ik meer verantwoordelijkheden draag,’ zegt Asa. ‘Mijn gezin en Sumo betekenen alles voor me. De beschuldigingen dat ik anderen omkoop om te winnen zijn zielig en onwaar.
Als ik op de dojo sta voel ik me supersterk en vechtlustig. Iedereen kan aan mijn gezicht zien dat het menens is. Er zijn op dit moment gewoon geen tegenstanders die me kunnen verslaan.’
Het Japanse publiek lijkt het allemaal niets uit te maken. Als Asa even later nors kijkend de ring betreedt, draagt hij het prachtige, geborduurde Yokozunaschort dat met een dik kabeltouw om zijn lichaam is gebonden.
Zijwaarts heft hij zijn zware benen een voor een hoog in de lucht. De toeschouwers juichen luidt en staan op om hem alle lof toe te zwaaien. Asa laat er geen twijfel over bestaan: er is maar één koning in de ring.
Kader Sumo
De Sumo ring heeft een diameter van 4,5 meter en ligt op de dojo, een bijna twee meter hoog podium van speciale klei, met een oppervlakte van 5,4 vierkante meter.
De regels zijn eenvoudig. Een worstelaar (rikishi) wint als hij zijn tegenstander uit de ring duwt, of laat vallen. Als een worstelaar zelfs ook maar met een vingertopje de grond raakt of met één teen buiten de ring komt, is hij uit. Vaak gaat het er zo heftig aan toe dat een worstelaar van de dojo wordt afgeduwd en hard ten val komt
Ten strengste verboden zijn vuistgevechten, stompen, aan de haren trekken, iemands keel dicht knijpen, of de gordel vastpakken bij het geslachtsorgaan. Sumo kent geen gewichtsklassen noch is er een maximum gewicht. Soms moet worstelaar dus vechten tegen iemand die twee keer zo zwaar is.
Er worden zes offici”ele toernooien per jaar gehouden. Elk toernooi duurt vijftien dagen. Het aantal gewonnen partijen en toernooizegens, bepaalt of worstelaars worden teruggezet in rang, hun rang behouden of promoveren.
De hoogste rang is Yokozuna, daarna volgen Ozeki, Sesiwake, Komusubi en Maegashira, gevolgd door allerlei lage rangen. In de vijf hoogste rangen zitten veertig worstelaars. Alleen de Yokozuna kan niet worden teruggezet. Als hij een tijdlang slecht presteert, zal er druk op hem worden uitgeoefend met pensioen te gaan.
Een worstelaar móet vechten. Als hij een toernooi mist gaat dat ten koste van zijn totaalscore en loopt hij het risico zijn rang te verliezen. Zelfs als hij geblesseerd is. De totaalscore van een worstelaar bepaalt ook zijn positie op de banzuke, de wedstrijdlijst.
De Sumobond betaalt de salarissen voor de staleigenaren en topworstelaars en haalt zelf zijn omzet uit de ticketverkoop tijdens toernooien. Om een indicatie te geven: afhankelijk van zijn puntenscore verdient een Ozeki meer dan 13 duizend euro per maand. Daarnaast krijgen ze prijzengeld. Voor iedere belangrijke wedstrijd wordt er een ronde gelopen op de dojo, met banieren van sponsors (grote bedrijven). Die betalen daarvoor ongeveer 3200 euro per banier, per ronde. Zo’n 2000 euro daarvan gaat naar de winnaar van de match. De rest wordt ingehouden voor de belasting. Vlak voor de laatste wedstrijd van een toernooi, die vaak bepalend is, worden er minstens tien banieren getoond.
Ongeveer 1500 jaar geleden werden de eerste groepen met Sumoworstelaars opgericht om het volk te vermaken. Nu zijn er nog vijf groepen over die verschillende Sumostallen tellen (53 in totaal). Potenti”ele worstelaars worden in binnen- en buitenland geronseld door scouts. Er komen steeds meer buitenlanders (inmiddels zijn het er al ruim zestig) omdat veel Japanners terugdeinzen voor de Spartaanse levenswijze van een rikishi.
Japan telt 800 worstelaars. De leerlingen tekenen een contract met de staleigenaar (gepensioneerde worstelaars) die ze onderdak verschaft en voorziet in hun levensonderhoud. Het wisselen van stal is niet mogelijk. De jongste worstelaars doen de meest vieze klusjes, zoals het schoonmaken van de toiletten, en gaan zes dagen per week naar de Sumoschool. Daar krijgen ze niet alleen lenigheids- en gevechtstraining maar ook sportfysiologie, kaligrafie en po”ezie. Jonge worstelaars dragen slechts een simpele katoenen kimono en houten sandalen, zonder sokken, zowel in de zomer als de winter.