De Volkskrant; Onder het oog van de politie bloeit de prostitutie in Japan
Osaka/Tokio - Als de nacht valt in de volkswijk Tobita Shinchi in Osaka, openen de kleine bordelen hun luiken en veranderen ze in aantrekkelijke etalages voor volwassenen. De open ruimtes zijn afgezet met elegant houtsnijwerk en staan vol met bloemstukken en andere versieringen.
De opgedofte prostituees, sexy gekleed maar ook weer niet té bloot, zitten op kussens of dekens en worden warm gehouden door straallampen. De meisjes poseren per toerbeurt, zodat het plaatje steeds verandert.
Ieder etablissement wordt gerund door een mama-san. Deze vrouwen hebben een oerdegelijke uitstraling en zitten bij de ingang om de financiën te regelen en de klanten naar binnen te lokken. Omdat prostitutie officieel verboden is in Japan, staan de bordelen in Tobita Shinchi veelal geregistreerd als restaurants. ‘Heb je honger, wil je eten?’ Roepen de mama-sans dan ook naar voorbijgangers, terwijl ze gebaren met hun handen.
Een van hen is Miki Takanawa. Ze is 39, heeft volwassen kinderen en werkt al haar hele leven in de wijk waar uitsluitend Japanse vrouwen aan de bak komen. Takanawa’s meisjes lachen beminnelijk maar wimpelen iedere vraag beleefd af. ‘Zij zijn begin twintig. Maar in Tobita werken vrouwen van alle leeftijden.’ De oude garde is vaak uit noodzaak in ‘het vak’ beland, voor de jonge vrouwen daarentegen speelt vooral de hang naar luxe een grote rol.
Op een plaatje op de deurpost staat het starttarief: 66 euro voor een uur. De klant moet zich strikt houden aan de etiquette: foto’s nemen is ten strengste verboden en over seks wordt niet gepraat. De klant vraagt beleefd of hij de vrouw van zijn keuze gezelschap kan houden en vertrekt naar boven. Wat zich vervolgens in de peeskamer afspeelt is een privé afspraak tussen twee volwassenen en valt buiten de jurisdictie van het gezag.
Tobita Shinchi is een van de laatste wijken in Japan waar prostitutie zo openlijk wordt bedreven. En waar het gewoon deel uitmaakt van het dagelijks leven. De meeste bezoekers zijn mannen maar er struinen ook ouders over straat met hun kroost: lokale bewoners die nog even een ommetje maken voordat ze gaan slapen.
Tussen de op elkaar gepakte bordelen en woonhuizen liggen tal van karaoke-barretjes waar de overwegend bejaarde gasten hevig zitten te roken en te drinken. Om de beurt grijpen ze de microfoon om in volstrekt onverstaanbaar Engels een oude hit mee te zingen.
In een aanpalende overdekte winkelgalerij drommen daklozen samen die een slaapplaats voor de nacht maken. De agenten in de kleine politiepost (de Koban) hebben niets te doen; er gaat een onvoorstelbare onverstoorbaarheid uit van deze unieke plek waarin iedereen zijn eigen plaats kent.
Prostitutie heeft altijd bestaan in Japan omdat de nationale godsdienst, het Shinto, seks niet beschouwt als een taboe. Maar in 1617 bepaalde de Shogun, de Japanse machthebber, dat het alleen nog maar mocht voorkomen in bepaalde wijken. De drie voornaamste districten waren Yoshiwara in Edo (Tokio), Shinmachi in Osaka (de voorloper van Tobita) en Shimabara in Kyoto.
De geisha’s hadden een status aparte en dienden een hogere vorm van vermaak; de prostituees en courtisanes kregen de naam Yujo, ofwel ‘dames van plezier’. Met hun prachtige kimono’s werden ze als kleurrijke vogeltjes in groepen tentoongesteld, in ‘kooien’ met tralies van hout. De mannen konden naar binnen loeren en hun keuze bepalen.
Aanvankelijk werden vooral arme boerendochters naar de districten gedreven en mishandelde vrouwen. Maar na de oorlog was de armoede in Japan zo groot dat ook anderen overstag gingen; alleen al in Tobita werkten toen een paar duizend prostituees.
Douglas Mac Arthur, de opperbevelhebber van de geallieerde bezettingsmacht, maakte een begin met de aanpak van de bordelen, omdat zijn manschappen massaal besmet raakten met geslachtsziektes. Maar het zou nog tot 1956 duren voordat prostitutie officieel werd verboden voor de Japanse wet, om misbruik van weerloze vrouwen te voorkomen.
Sindsdien gebruiken bordelen echter allerlei schuilnamen. En is de seksindustrie met een geschatte jaarlijkse omzet van 15,2 miljard euro, nog steeds een van de meest bloeiende sectoren van de Japanse economie.
Ook befaamde hoerenwijken als Yoshiwara gebruiken dekmantels en heten opeens Soaplands. De clubs presenteren zich als badhuizen, waar de klant wordt ingezeept door het personeel. Andere schuilnamen zijn ‘gezondheidswinkels’ en Pink Salons waar massages worden gegeven, een ruim begrip.
De roemruchte wijk Yoshiwara in het noorden van Tokio was vroeger een ommuurd fort dat vol stond met houten bordelen. Er was maar één poort zodat de prostituees niet konden ontsnappen en de autoriteiten de wijk makkelijk onder controle konden houden. In hoogtijdagen werkten hier 10 duizend prostituees, onder kommervolle omstandigheden.
Alleen een oude begraafplaats en een monument bij het Minowa station, herinneren nu nog aan de harde tijden vroeger. Op de plaats van het monument stond ooit de Jokan-Ji tempel waar de lijken uit Yoshiwara werden afgeleverd. De prostituees stierven bij bosjes aan ziektes, zelfmoord en mishandeling.
Hun families wilden niets van ze weten en bordeelhouders spendeerden geen geld aan een lijk. Dus moesten de priesters van de Jokan-Ji tempel er zorg voor dragen. ‘Geboren in een wrede wereld, dood gevonden bij Jokan-Ji, luidt het opschrift van het monument.
Nu oogt Yoshiwara als een doodnormale Japanse woonwijk vol hoge appartementencomplexen. En zijn de meeste Japanse prostituees zelfstandige ondernemers die in wisseldiensten werken.
Tussen de flats met vrolijke speeltuinen, ligt een lange straat vol protserige gebouwen. De uitbundige neonreclames dragen namen als ‘Companion Club’, ‘ Mr. Dandy’, en ‘ Higer Society Theater’ en op informatiebordjes hangen de prijzen voor het nemen van een bad. De betere ‘badhuizen’ rekenen 150 euro voor twee uur, in de eenvoudigere clubs kan men al terecht voor 35 euro.
Een vrouw die klaar is met werken, verlaat de zij-ingang van een club. Ze draagt een strak trainingspak en een grote zonnebril en lukt nonchalant limonade uit een flesje. Aan haar arm bengelt een dure tas.
Imposante auto’s met zwarte ramen rijden af en aan met klanten die zijn opgepikt bij het station. Op een gewone zondagavond oogt alles rustig. ‘Vrijdagavond en zaterdag en zondag overdag is het hier echt druk,’ zegt de eigenaar van ‘Princess & Prince’. Hij draagt een zwarte broek, een onberispelijk wit overhemd en een das: het standaard uniform van het manlijke personeel van de clubs.
‘Ik heb 20 Japanse vrouwen in dienst. Onze klanten zijn voornamelijk Japanse salarymen, Koreanen en Chinezen. Soms komen er ook wel eens westerlingen. Maar weet je, hun maten zijn doorgaans te groot voor de gemiddelde Japanse vrouw.’
Alleen mannen krijgen toegang. Dat geldt ook voor de kleine Soapland Informatiewinkels, even verderop, waar alle consumpties drie euro kosten. Maar men komt hier niet voor een drankje. ‘Wij verstrekken informatie over alle badhuizen, de vrouwen die daar werken en de tarieven,’ zegt Miwa Yamata, eigenaresse van de informatiewinkel Tomodachi (vriend). ‘En we maken boekingen voor klanten.’
Yamata is een oud gediende. ‘Ik heb zelf ook in de badhuizen gewerkt. Ruim 26 jaar geleden kon ik met mijn spaargeld een eigen winkel beginnen.’ Ze vertelt dat er in Yoshiwara nu 150 badhuizen zijn met 4000 Japanse vrouwen. ‘Die mogen ruim de helft van het verdiende geld zelf houden. De toppers vragen 600 euro voor een behandeling.’
De buitenlanders daarentegen, waaronder veel kwetsbare vrouwen uit Thailand en de Filippijnen, werken vooral in de uitgaansbuurt Kabukicho waar de vele hostessbars en Pink Salons liggen. Yamata: ‘Daar is de business veel schimmiger en ondoorzichtiger.’
Veel Aziatische vrouwen worden onder valse voorwendselen naar Japan gelokt waar ze vervolgens in de ‘entertainment business’ belanden en geen kant op kunnen, omdat clubeigenaren hun paspoorten innemen. De internationale kritiek op deze vorm van vrouwenhandel, leidde de afgelopen jaren tot verschillende schoonmaakacties door de politie in Kabukicho.
‘Dergelijke praktijken zie je hier niet omdat alles honderd procent Japans is’, zegt Yamata: ‘De zaken zijn onder controle en de Koban houdt alles in de gaten.’ Ze wijst op een kleine politiepost aan de overkant van de straat. ‘Yoshiwara is een van de veiligste wijken van de stad. Daarom wonen er ook zo veel gezinnen. Ik ben zelf getrouwd en heb twee kinderen. Die zijn hier opgegroeid.’
Toch kwam de buurt onlangs in opspraak. Maar dat was vooral vanwege een ‘internationaal uitwisselingsprogramma’ van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Volgens het blad Asahi Geino blijkt het ministerie buitenlandse officials en diplomaten, na een vermoeiende dag met besprekingen en onderhandelingen, regelmatig te fêteren op een avondje Yoshiwara. Voor de toppers bedraagt het budget 600 euro, voor de mindere goden tussen de 360 en 420 euro. Dat is exclusief tips en diner.
De geheime bron die de hoogwaardigheidsbekleders moest begeleiden, wist te melden dat zij razend enthousiast waren over de geleverde service. Maar het blad Asahi Geino spreekt grote schande van deze ‘geldverspilling’ en concludeert droevig: ‘Ons belastinggeld spat zomaar uiteen. Zoals de zeepbellen in een bad.’